Het woord onkruid heeft me de laatste jaren enorm geboeid en het was slechts een kwestie van tijd tot ik zou meedoen aan een workshop wildplukken.
Het begon allemaal met mijn liefde voor ecologisch tuinieren die pas echt kon wortelen toen ik acht jaar geleden mijn eerste tuin kreeg. Mijn manier van tuinieren was in veel ogen woest en wild. Een grote verscheidenheid aan planten stond kriskras door de tuin en overal lagen slordige hopen tuinafval die dienst deden als insectenparadijs.
On-kruid zag ik in eerste instantie als planten die met name een belangrijke functie hadden voor alle fauna in en rond mijn tuin. Maar gaandeweg leerde ik dat veel soorten eetbaar zijn, geneeskracht bezitten of simpelweg je bodem van een vitaminekuur voorzien. Dus liet ik ze zoveel mogelijk staan. Iets wat nog weleens tot discussie kon leiden met mijn man.
Het verbaasde me dat veel mensen jaar in en jaar uit heel hard werkten om hun tuin te ontdoen van onkruid. Dat vond ik zó zonde. Want naast het vervullen van een belangrijke functie zijn ze vrij van manipulatie, gratis en vaak beeldschoon. Een cadeautje van moeder natuur met een misplaatste naam. En hoe meer ik hierover nadacht, hoe harder mijn liefde voor deze onbegrepen planten groeide. Ik besloot dieper in de materie te duiken en volgde een workshop wildplukken. Tijdens de workshop raakte ik gefascineerd door de brandnetel en heermoes. Van alle plukplanten die werden besproken trokken zij het meest mijn aandacht. Het leek me leuk om een salade te maken met weegbree en zuring. Of om geitenkaasbolletjes te versieren met bloemblaadjes van klaver en paardenbloem. Toch vond ik dit minder interessant als de geneeskrachtige en kalmerende werking van (on)kruidenthee. En nu een jaar later de lente weer vol in bloei stond kon ik eindelijk zelf op pad.
Gewapend met handschoenen en een snoeischaartje plukte ik een aantal exemplaren met een diep rode steel terwijl ik me verheugde op een reinigende kop verse brandnetel thee. Iets wat ik veel lekkerder vond smaken dan de gedroogde variant. Met mijn eerste oogst in de hand struinde ik de borders af op zoek naar heermoes, maar vond alleen kleefkruid, fluitekruid en klimop. Ik volgde een slingerend bospaadje van houtsnippers en genoot intussen van het krakende geluid van takjes onder mijn schoenen. Het was een prachtige lentedag en op een van de takken kwetterde een mannetjes merel luid. Even verderop stuitte ik op een veldje vol giftige boterbloemen, maar de heermoes bleek nergens te bekennen. En ineens viel me op dat overal waar ik brandnetel vond, ik ook kleefkruid zag staan. Ik realiseerde me dat beide planten een reinigende werking hebben en vanuit dat oogpunt leek het me niet meer dan logisch dat ze naast elkaar groeiden. Ik besloot mijn zoektocht over een andere boeg te gooien. Als brandnetel samen groeit met kleefkruid, zal ik, om heermoes te vinden, een plant moeten zoeken die dezelfde krachten draagt. Versterking van bindweefsel, longen, urine wegen, huid, haar en nagels. In gedachten ging ik verschillende soorten planten af en herinnerde me dat zowel de heermoes als paardenbloem beide rijk zijn aan calcium en kiezelzuur. En allebei op hun eigen manier bindweefsel en urine wegen versterken en een ontstekingsremmende werking in zich dragen. Ook helpen ze beiden bij klachten van reuma.
Ik stopte met het zoeken naar heermoes en begon me te focussen op de paardenbloem. Nu wist ik uit eigen ervaring dat niet elke paardenbloem vergezeld werd door heermoes. Er stonden immers genoeg gele exemplaren in mijn tuin zonder het gezelschap van de lange, groene sprieten. Maar toen zag ik nog een overeenkomst. Want heermoes verschijnt met name op arme grond en paardenbloem kan letterlijk óveral groeien, zelfs op zeer arme bodems. Dus dit rijke bospad was geen geschikte thuishaven voor de heermoes. En met nieuwe moed stapte ik op de fiets, op zoek naar kalere vlaktes versierd met gele bloemen en groene stengels. Met als bonus heerlijke bloemblaadjes voor over de geitenkaas. ♥
Reactie plaatsen
Reacties